Onze onafhankelijkheids-verklaring

Plakkaat van Verlatinge, onze onafhankelijkheidsverklaring

Glunderend stonden Obama, de Nederlandse premier en directeur Pijbes van het Rijksmuseum op 24 maart 2014 te kijken naar een exemplaar van het Plakkaat van Verlatinge uit 1581. Tijdens het bliksembezoek dat de Amerikaanse president voor de Nuclear Summit aan ons land bracht was hij even per helikopter bij het Amsterdamse Rijksmuseum gedropt om daar de pronkstukken van Nederland te bewonderen, natuurlijk in de eerste plaats Rembrandts zeer overschatte De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren. Maar naast die ‘Nachtwacht’ moest en zou Obama geconfronteerd worden met het prototype van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van twee eeuwen later,. Deze Declaration of Independence van 4 juli 1776 is in de VS een heilig document. Zij is een vast onderdeel van het onderwijs; er zijn hele programma’s ontwikkeld om de leerlingen te doordringen van de betekenis van dit bijzondere, maar weerbarstige stuk. De enkele scholier die de hele tekst uit het hoofd kan opzeggen, oogst veel bewondering.In Nederland zal zo’n cultus rond het Plakkaat niet licht ontstaan. Wel leek ons erfelijke staatshoofd, die tenslotte doctorandus in de geschiedenis is, uit te zijn op een herwaardering toen hij een jaar eerder, 30 april 2013, bij zijn intrederede zei: ‘De Koning bekleedt zijn ambt ten dienste van de gemeenschap. Dat diepgewortelde besef werd al in 1581 door de Staten-Generaal vastgelegd in het Plakkaat van Verlatinghe, de geboorteakte van wat later Nederland is geworden.’ Wijselijk liet hij het vervolg achterwege, waarin – weliswaar versluierd – de idee wordt verwoord dat uiteindelijk het ‘volk’ aan een vorst zijn mandaat verleent.

Filips was geen herder

Als een echt manifest begint het Plakkaat met een kloeke principeverklaring. Die luidt (hertaald, doorspekt met een stukje origineel): ‘Het is aan eenieder bekend dat een Landsvorst door God is aangesteld aan het hoofd van zijn onderdanen om hen te behoeden en de beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder tot behoeden van zijn schapen. De onderdanen zijn niet door God geschapen ten dienste van de Vorst om hem in alles wat hij beveelt – Gode weggevallig of goddeloos – recht of onrecht, onderdanig te zijn en als slaven te dienen ‘maer den Prince (is aangesteld) om d’ondersaten wille, sonder dewelcke hy egheen Prince en is.’ De vorst regeert dus bij de gratie van zijn onderdanen. Dit is andere taal dan het ‘Bij de Gratie Gods Koning der Nederlanden’ in de aanhef van Koninklijke Besluiten anno nu.

Het Plakkaat eist verder van de vorst dat hij zijn onderdanen moet beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen en – nog eens – als een herder zijn schapen. Als hij dit niet doet, maar erop uit is hen te onderdrukken, hun overlast te bezorgen, hun de oude vrijheid, rechten en oude tradities te ontnemen en hen te commanderen en te gebruiken als slaven, moet hij niet als een vorst, maar als een tiran worden beschouwd. Als zodanig hoeft hij door zijn onderdanen niet langer worden erkend, zeker als de Staten overlegd hebben. Zij mogen hem ‘verlaeten’ en in zijn plaats een ander tot hun bescherming als gezaghebber (overhooft) kiezen.

Deze ferme beginselverklaring is overduidelijk ontleend aan Over de Rechten van Ambtsdragers over hun Onderdanen van Theodorus Beza. Deze opvolger van Calvijn in Genève publiceerde in 1575 deze verhandeling over de vraag wanneer verzet tegen te overheid rechtmatig was. Voor de dienaren van het Woord was dat een netelige kwestie, want Paulus verordent in zijn brief aan de Romeinen 13:1-2 immers de plicht tot onderwerping aan ieder wereldlijk gezag: ‘Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld. Wie zich tegen dit gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God.’ Beza wilde met zijn geschrift de gewetensbezwaren wegnemen bij Hugenoten die aarzelden in het geweer te komen tegen de wettige katholieke overheid na de afslachting van hun geloofsgenoten in de Barthelomeüsnacht van 23/24 augustus 1572. De aanhef van het Plakkaat komt haast woord voor woord overeen met een sleutelpassage uit Beza’s Franse verhandeling. Beza wordt in het Plakkaat overigens niet genoemd, waarschijnlijk om roomse medestanders door een beroep op deze notoire calvinist niet in het harnas te jagen. De enige toevoeging die vanwege de Staten werd gedaan is dat men zich in het bijzonder tegen een tiran mag verzetten ‘by deliberatie van de Staten van den lande’.

Filips was niet te vermurwen

De Staten spelen dus eigenlijk voor God; zij maken uiteindelijk uit of de vorst wel of niet voldoet aan de voorwaarden waarop God hem heeft aangesteld. De moderne tijd zou zich natuurlijk beroepen op de volkssoevereiniteit, maar zover is de zestiende eeuw nog lang niet. Men schrok eerder van de eigen euvele moed, maar men heeft ‘met ootmoedighe verthooninghe’ de vorst niet kunnen ‘vermorwen’. Dus zat er niet anders op om de ‘aengeboren vryheyt’ zelf te garanderen. Hier wordt dus de natuurlijke vrijheid als mensenrecht te berde gebracht.Verderop wordt als ootmoedige verzoeningspogingen verwezen naar het Smeekschrift der Edelen van 1566 en recent overleg in Keulen. Maar Filips II, die alleen wordt aangeduid als ‘Coninck van Spaengien’, bleef helaas hardleers.

Zo verging het tirannen

Terloops wordt vervolgens gezegd dat genoegzaam bekend is dat al bij verschillende gelegenheden in diverse landen die aangeboren vrijheid tegen een tiran was verdedigd.

Diverse deskundigen aan wie ik vroeg op welke situaties Van Asseliers, de redacteur van het Plakkaat doelde, konden zo gauw niets bedenken. Ze veronderstelden dat het om antieke ‘exempelen’ging. Dat vermoeden werd bevestigd toen ik op het interenet de (povere) scan van Beza’s Du droit des Magistrats sur leurs Subiets raadpleegde. De historische voorbeelden beslaan het merendeel van de zeventig bladzijden druks. Exempla uit de Joodse geschiedenis overheersen, geen wonder bij een man die leefde bij de Schrift. Daarnaast verwijst Beza uitvoerig naar allerlei Griekse en Romeinse gevallen van verzet tegen een tiran, zoals tegen dictator Julius Caesar, Romeinse keizers van het type Nero en naar de laatste koning van Rome, Tarquinius Superbus. Deze werd omstreeks 500 vC afgezet, waardoor de weg werd gebaand voor de Romeinse Republiek. Een gebeurtenis van al mee dan tweeduizend jaar geleden had toen nog argumentatieve waarde, typisch voor een periode waarin leefde met het verleden.

Aan contemporaine voorbeelden van verzet of afzetting van de vorst heeft Beza niet heel veel te bieden. De Denen, zegt hij, hadden hun vorst afgezet (bedoeld is Christian II, 1523), De Zweden stopten hun koning wegens wanbeleid in het gevang (Erik XIV, 1568) en de Schotten hadden in hun vorstin afgezet en tot gevangenisstraf veroordeeld (Mary Stuart, 1567).

Filips verdiende niet beter

Het Plakkaat volstaat met de globale verwijzing naar precedenten. Veel nadruk wordt gelegd op het feit dat juist in onze landen de vorst zich moet houden aan het pact dat tussen hem en het volk is gesloten. Dat heeft de koning van Spanje echter op grove wijze geschonden. Van die contractbreuk worden bladzijden lang voorbeelden gegeven, zoals de wreedheden en wandaden van Alva, bijvoorbeeld de terechtstelling van Egmond en Hoorne en de eigenmachtige invoering van de Tiende Penning, een belastingtarief waarvan zelfs de huidige marktaanbidder alleen maar kan dromen. Die historische uitweidingen kunnen we wel weglaten in het exemplaar op geschept papier dat aan alle Nederlandse scholieren moet worden uitgereikt.

Revolutionaire maatregelen

Wel moeten ze het slot krijgen. Daarin worden de concrete consequenties uit het voorgaande betoog getrokken. De maatregelen zijn waarlijk revolutionair. Weliswaar door nood gedwongen verklaren de Staten-Generaal de Coninc van Spaegnien ‘vervallen van zijn heerschappye’. De voormalige vorst zal niet langer in het bestuur op enigerlei wijze betrokken worden. Het is niet langer toegestaan zijn naam als ‘overheer’ te gebruiken. Alle gezagsdragers zijn ontslagen van de eed van trouw aan hem.

We laten in het prachtexemplaar voor de schooljeugd wijselijk de passages weg die refereren aan de onduidelijke toestand aangaande de soevereiniteit: aartshertog Matthias had die geweigerd, de hertog van Anjou was met de zuiderzon vertrokken en zijn terugkeer was hoogst twijfelachtig. Niemand kon in de stroomversnelling van die revolutionaire tijd voorzien wat er ging gebeuren. Alles was dus nogal voorlopig, maar de Staten–Generaal beperkten zich niet tot de negatieve maatregel van Filips’ afzwering. Ze eigenden zich ook formeel het hoogste gezag toe. De van de koningseed ontslagen ambtsdrager moesten

‘eenen nieuwen eedt’ afleggen waarmee zij tegenover de Staten ‘ghetrouwicheydt’ in de strijd ‘teghens den Coninck van Spaegnien ende allen zijne aenhanghers’ beloofden. Het koninklijke zegel werd vervangen door dat van de Staten-Generaal (de leeuw met zeventien pijlen). Exemplaren van het afgeschafte zegel moesten worden ingeleverd. Niet langer zouden er koninklijke munten worden geslagen. Natuurlijk werd het geld dat in omloop was niet meteen ongeldig verklaard. Dat was en is gewoon ondoenlijk. Zo bleef ‘communistisch’ geld ook nog geruime tijd in gebruik na de fluwelen revolutie van 1989. Maar het toe-eigenen van het recht op muntslag is hoe dan ook het aannemen van soevereiniteit.

Het Plakkaat eindigt met de opdracht aan alle autoriteiten om de besluiten bekend te maken zodat niemand zich achter het alibi van onwetendheid kon verschuilen.

Soevereiniteit bij de Staten

Dit manifest springt eruit tussen de talrijke geschriften die verschenen in de stroomversnelling die een revolutionaire tijd brengt. Andere kandidaten steken er mager tegen af. De Unie van Utrecht van januari 1579 is niet meer dan een militair noodverdrag. De Apologie van Willem van Oranje is precies wat de titel zegt, een persoonlijke verdediging van Willems aftrekening met Filips. Hetzelfde geldt voor het Wilhelmus. Het blijft bizar hele stadions te horen brullen dat ze altijd trouw aan de koning van Hispanje zijn geweest.

Wat zou nog mer in aanmerking kunnen komen? Er is nog de Deductie van Vrancken van 1587. In dit doorwrochte betoog neemt François Vranck, pensionaris van Gouda, stelling in de discussie over de soevereiniteit. Die hoorde volgens hem niet te berusten bij de koning van Frankrijk (met diens broer Anjou als representant) of Elisabeth van Engeland, vertegenwoordigd door Leicester. Al sinds achthonderd jaar hebben de ‘Landen van Hollant met Westvrieslant ende Zeelant’ door de Staten ‘de Heerschappije ende de Souverainiteyt der selver Landen wettelijck’ opgedragen aan de graven en gravinnen. Vranck, medestander van Van Oldenbarnevelt, eist dus voor de Staten de soevereiniteit op. Het woord republiek komt al in zijn geschrift voor, maar alleen als aanduiding van Venetië: deze ‘Republijcke’ is al even lang als onze gewesten vrij van overheersing.

Ondertekening van de Acte van Verlatinghe

Geboorte van republiek

Zoals bij zoveel staatkundige termen was de inhoud ‘republiek’ nog niet vastgelegd. Het Latijnse res publica betekende oorspronkelijk niet meer dan ‘algemeen belang’, in tegenstelling tot res privata. In de Nieuwe Tijd kon een monarchie best als een res publica gelden mits de vorst zich aan zijn plichten hield. Een ‘republiek’ was bovenal een gemenebest. Pas Hugo de Groot zou betogen dat ‘wij’ altijd een republiek waren geweest in de zin dat we nooit een permanente vorst hadden. Als bewijs grijpt hij nog verder in de geschiedenis terug dan Vrancks Deductie, die slechts achthonderd jaar terugging. Reeds de titel van zijn verhandeling bevat De Groots boodschap: Tractaet van de Batavische nu Hollantsche Republique. Hij maakte dus gebruik van de Bataafse mythe, die was ontstaan toen in de zestiende eeuw de herontdekte werken van Tacitus ook in Noordwest-Europa aandacht kregen Zijn Germania voedde het zelfbewustzijn van de over-Rijnse barbaren als edele wilden – Himmler heeft geprobeerd het oudste manuscript van de Germania voor zijn SS-heiligdom te bemachtigen. De Historiae zijn het enige antieke geschiedwerk waarin onze streken een prominente rol spelen. Tacitus vertelt daarin uitvoerig van de Bataafse Opstand (69-70), een rebellie die aantoonbaar meer dan een marginale gebeurtenis was; meer dan een kwart van alle legioenen werden eropaf gestuurd. In de eerste golf van belangstelling ging het er alleen of het eiland der Bataven nu in Holland of Gelderland lag. Maar in de laatste decennia van de zestiende eeuw werd de Bataafse Opstand ontdekt als een prefiguratie van de Nederlandse vrijheidsstrijd. De Bataven golden als echte vaderlanders die zich niet lieten ringeloren. De verheerlijking mondde uit in de Bataafse Republiek. En menigeen rijdt nog op een fiets met de mythische naam Batavus.

De Groot betoogt dat de Bataven uit Hessen de Rijn kwamen waren komen afzakken en zich gevestigd hadden in een onbewoond gebied. Als autochtonen waren ze ‘een volck vry van sijnen oorspronck, in een vry landt’. Naar Tacitus haalt hij Civilis’ rede in het heilige woud weer: ‘Laet dienstbaer wesen die van Syrien, Asien, en de volcken in ’t Oosten gheleghen, dewelcke den Koninghen ghewoon zijn.’ De Groot concludeert dat daarmee is aangetoond dat ‘de Bataviers van alsulcke maniere van regeringe een afkeer hadden. ‘

De ‘Bataviers’ lieten zich door de voortreffelijkste mannen regeren: door hen die uit het ‘het gemeene volck’ waren uitgezocht samen met hen die permanent onder de titel van koning of tijdelijk als ‘Veldt-overste’ waren aangesteld. Samen hadden ze het opperste gesach van de gemeene sake’, m.a.w. soevereiniteit in de res publica. Ze hadden dus eigenlijk al een soevereine Statenvergadering. Impliciet is de boodschap dat Maurits moest beseffen dat een Kapitein-Generaal slechts mandaat had voor zolang als de oorlog duurde.

Romeinen wijzer dan Filips

Uiteindelijk kwam het tot vrede tussen de Romeinen en Bataven. De Historiae breken af op het moment dat Civilis en de Romeinse commandant Cerialis aan weerskanten van een brug waarvan het middenstuk was weggebroken, onderhandelden. De vredesvoorwaarden zijn dus niet bekend, maar het oude bondgenootschap moet zijn hersteld. Zo toegevend waren nu de Romeinen in de persoon van Cerialis, net zoals Karel V was geweest. ‘Maer Philips sijnen sone hebbende een natuyre die niet te vrede en was anders als met een absolute macht, droegh een haet teghens alle Natien’ die hun vorsten de wet stelden.

De Groot gaat snel door de middeleeuwen heen, maar is zeker dat er ook toen een harmonieus samenspel was tussen vorst en Staten. De laatste vorsten hadden de soevereiniteit van de Staten wel wat ‘verduystert’, maar zij was in de vrijheidsstrijd wederom ‘klaerlick aen den dagh gekomen.’ Filips wiens eer lange tijd was ontzien, kon door smeken noch vermanen op andere gedachten worden gebracht. Dus hebben ten slotte de Staten-Generaal ‘op den ses-en-twintighsten Julij des Jaers 1581 verklaert, dat Koningh Philips ter oorsaecke van het verbreken van de Wetten van de regeeringhe, nae rechten ende metter daet van sijn Vorstendom was vervallen.’

Principes en pathos

26 juli de dag waarop Filips formeel en feitelijk werd afgezworen is voor De Groot dus de dag waarop de Staten-Generaal zich soeverein maakten. Moderne historici zoals Groenveld betogen dat het om tijdelijke maatregel ging in afwachting van Anjous mogelijke terugkeer. Pas op 12 april 1588 nam de Staten-Generaal in een resolutie onvoorwaardelijk de soevereiniteit aan. De betreffende resolutie zal echter niet sneller doen kloppen. Formeel mag toen de navelstreng met de Koning van Hispaniën inderdaad zijn doorgesneden, maar de geboorte had al eerder plaatsgevonden. Naar inhoud en vorm is het Plakkaat door principes en pathos het echte geboortecertificaat van Nederland. 26 juli moet de Nationale Verlatingsdag worden, met Afzweerfestivals en Verlatingsmarkten.

In de intredetoespraak van koning Willem Alexander wordt verwezen naar het Plakkaat van Verlatinghe als de geboorteacte van Nederland