Er bestaan meerdere opvattingen over de voorgeschiedenis van het Plakkaat. De hiernavolgende reconstructie is er een uit vele. Belangrijk is te beschouwen het moment dat het bankiershuis Fugger in 1575 besluit de Spaanse Koning Philips II geen leningen meer te verstrekken. Fugger was op dat moment de belangrijkste geldschieter van de strijd in de Nederlanden. De Spaanse Koning schortte de rentebetalingen en aflossingen op bestaande leningen daarop op. Deze beslissing staat bekend als het ’tweede Spaanse Staatsbankroet’. De betaling van soldij aan de troepen in de Nederlanden kan ook niet meer plaatsvinden. Daarop dreigt alom muiterij. Die komt er ook. (Maastricht, Zierikzee, Aalst, Breda, Lier, en Antwerpen op 4 november 1576) die gebeurtenissen staan bekend als de ‘Spaanse furie’. De gewestelijke bestuurderen besluiten over te gaan tot actie. De strijdlust is aangewakkerd door de gebeurtenissen en al op 8 november 1576 besluiten de gewesten tot gezamenlijk optreden tegen de Spaanse bezetter (Pacificatie van Gent).
Het is het belangrijkste doel van de Gewesten om de nieuwe landvoogd Don Juan de Pacificatiebepalingen te doen erkennen. Met het terugtrekken van de Spaanse troepen uit het land wordt uiteindelijk ingestemd. (Eeuwig Edict, 12 februari 1577) maar de landvoogd breekt die overeenkomst door de verovering van Namen (24 juli 1577). Nog immer wordt de Koning van Spanje erkend als soeverein vorst. Dat verandert weldra.
De politieke doelen worden het volgende jaar geformuleerd in de Unie van Utrecht. (23 januari 1579) Het hart van dit verdrag van wederzijdse bijstand is de godsdienstkwestie naar calvinistische leer. Enkele gewesten (Henegouwen, Artesië, Kamerijk en Romaans-Vlaanderen. zijn daar niet voor en sluiten op 6 januari 1579 de Unie van Atrecht (Arras). De architect van de Utrechtse Unie is Willem van Oranje, de door Philips II aangestelde stadhouder van de gewesten Holland en Zeeland. Nu blijkt dat een scheiding van geesten onvermijdelijk is. Meerdere steden en gewesten sluiten zich aan bij de Unie en de volgende staatkundige stap is de afzwering van Philips II in het Plakkaat van Verlatinghe. (26 Juli 1581) Deze daad kan door Philips II niet anders dan als hoogverraad worden beschouwd. De ondertekenaars ervan hebben immers eerder trouw aan de Koning gezworen. Het afzweren moet beschouwd worden als verbreken van de eed van trouw aan de Koning. Elke ondertekenaar moet nu rekenen op de hoogste straf bij gevangenneming.